In de allereerste aflevering van de ‘Goed in je vel’-podcast interviewde ik Geert De Vlieger.
Het interview kan je beluisteren via de Apple Podcast App, Spotify of Soundcloud.
Ben jij niet zo 'in to' het luisteren van een podcast?
Geen nood. Hieronder kan je het interview met Geert De Vlieger doornemen.
Ziezo.
Welkom bij de 4e aflevering van de ‘Goed in je vel-podcast’.
In deze aflevering interview ik Geert De Vlieger.
Hij was doelman van onder meer Anderlecht en Club Brugge, maar ook van Manchester City en de Rode Duivels.
Hij vertelt onder andere hoe Johan Boskamp hem deed kijken naar ‘moeten’ en ‘druk’.
Maar ook over tevreden zijn met wat je hebt, dankbaarheid en het hier en nu.
Ik zou zeggen: Ga even op die rem staan en neem de tijd om dit interessante interview te beluisteren.
Veel plezier ermee.
Geert, in ieder geval bedankt om even tijd voor mij vrij te maken.
Even vooruit spoelen om te kunnen terugkijken.
Stel, jij ligt op je sterfbed – hopelijk duurt dat nog wel lang – maar welke dingen wil jij je dan vooral herinneren?
Dat het goed is geweest.
En wat is voor jou goed?
Tevreden met wat ik heb en niet klagen over de dingen die ik niet gehad heb.
Want er is dus veel meer om tevreden over te zijn met de dingen die ik tot hier toe wel heb kunnen doen, dan die ik niet gehad heb of gekregen heb, dingen die ik zou gemist hebben. Dus, ik denk dat het motto van het glas is half vol tot de laatste dag wel zal gelden. Dus, als ik op mijn sterfbed lig, dan zal dat zo wat in kikvorsperspectief zijn.
En dan zal het halfvolle glas misschien wel drie vierde vol lijken.
Dus, ja, wat is meer?
Ben jij een positivo in hart en nieren? Mag ik dat zo stellen of …
Ik ben ‘een positieve realist’. Dat wel.
Oké.
Ik bekijk inderdaad alles van de best mogelijke kant, maar ik besef ook wel de realiteit. Je vult mekaar ook sterker aan naarmate je ouder wordt, dan gaat het echte dromerige toch een beetje weg en dan denk ik: “Dit is de realiteit”.
Als je die van de positieve kant bekijkt, dan valt dat – zeker in mijn geval – best goed mee.
Oké, over dat dromen ga ik het straks misschien nog wel eventjes hebben.
Kan je dat benoemen als je zegt van “Oké, vroeger misschien als ik jonger was, was ik misschien nog meer echt die positivo en nu is het meer een positieve realist geworden.” Dat je inderdaad je - je zegt met de leeftijd heeft dat wel iets te maken - iets anders naar het leven kan kijken. Als je terugkijkt, kan je daar voor jezelf een moment op plakken, waarvan je zegt: “Goh, van dat moment begint het toch net iets anders te zijn”?
Wel ja, als we klein zijn, dan denken we allemaal dat we naar de maan gaan vliegen en dat we brandweerman gaan worden en dat we profvoetballer gaan worden en dat we in een kasteel gaan wonen en weet ik wat allemaal. Dus, dat is leuk, maar dat neemt niet weg dat je later beseft dat er bepaalde dingen niet realistisch zijn, dat je geen helikopter nodig hebt om goed door het leven te gaan uiteindelijk.
Neen, zo is dat.
Dat zijn nog altijd geen dingen, die je mist. Een dag zoals vandaag, mooi weer, dan denk ik: “Ik spring straks de fiets op en ik ga fietsen langs het water en ik geniet van de mooie dingen die ik tegenkom.”
Dat maakt mij dan veel gelukkiger dan een helikopter, zeg maar.
Of in een kasteel wonen.
Het verandert een beetje, maar het vermindert daardoor niet.
Dat is, denk ik, wel een mooie ingesteldheid. Sowieso.
Misschien moet ik ook even vragen voor diegenen die deze podcast beluisteren – want dit is een opname van een podcast – en niet weten wie Geert De Vlieger is, die misschien niet zo veel van voetbal afweten …
Wie is Geert De Vlieger?
Geert De Vlieger is iemand die heel zijn actieve carrière gevoetbald heeft. Ik ben op mijn achttiende als profvoetballer begonnen tot mijn veertigste. Ik heb 22 jaar profvoetbal gespeeld en dat is begonnen via toen nog SK Beveren, over Anderlecht, over Willem II in Nederland, Manchester City in Engeland onder andere en uiteindelijk via Zulte Waregem en Club Brugge heb ik mijn carrière geëindigd op mijn veertigste, een kleine tien jaar geleden, negen jaar geleden nu, 2011. Dan na mijn actieve voetbalcarrière heb ik me een beetje geheroriënteerd, een beetje uitgekeken wat ik zou gaan doen. Ik heb de trainersdiploma’s wijselijk aan de kant laten liggen en ik ben voor de sportzender Play Sports, toen ‘SportingTelenet’ aan de slag gegaan en ik doe dat nu negen jaar later nog altijd met veel enthousiasme, maar ik ging ondertussen ook zelf presenteren en zelf programma’s maken, dus ik heb ook na mijn actieve sportcarrière wel mijn weg gevonden, ja.
Oké, heerlijk toch, ja. Daar wil ik het dadelijk misschien ook nog even over hebben, over die twee carrières. Want je hebt eigenlijk - als je daar nu over terug denkt - twee carrières, maar je hebt ongetwijfeld veel meegemaakt. Je zegt het 22 jaar.
Dat is toch wel een heel groot deel van je leven. Als je daar op terug kijkt – die vraag zal je ongetwijfeld al veel gekregen hebben - het is een beetje cliché, ik weet het –wat is het mooiste moment of zo’n paar dingen, waarvan je zegt: “Goh ja, dat was toch wel memorabel.”
We waren met België in Japan. Het WK was toen in Japan en Zuid-Korea, we hebben toen wel een mooi parcours afgelegd voor een generatie, die toen niet zo getalenteerd was als de generatie huidige Rode Duivels. Maar, we hebben toen wel het WK gehaald, en ja, we zijn geëvolueerd naar een platform dat voor voetballers het hoogst haalbare is. Zo’n WK spelen, tegen gasten als Japan beginnen en dan uiteindelijk uitgeschakeld orden tegen Brazilië, oké, ja, je meerdere erkennen, maar voor mij was dat misschien toch wel hét hoogtepunt. Ja, 22 jaar profvoetbal, je kan voor veel clubs spelen maar je kan maar voor 1 land spelen, vind ik altijd en dat was voor mij duidelijk België, ja.
Jaja, zeker, inderdaad ja. Ik ben ook een beetje – allé ja, ik denk dat ik dat wel mag zeggen – een voetbalfan. Als ik daar op terugdenk, tegen Brazilië de afgekeurde goal, met Prendergast zeker als scheidsrechter?
Dat brengt mij bij de volgende vraag. Dat je denk: “Hé, dat zijn mooie momenten”, zeker als je daar achteraf op terugkijkt, maar ik kan me ook wel echt voorstellen dat het een megagrote teleurstelling was op dat moment. Ik weet het niet, ik vraag me af hoe je met zo’n tegenslagen… Ik noem nu dat voorbeeld van die afgekeurde goal en dat je dan achteraf denkt: “We hadden misschien…”. Maar je had ongetwijfeld andere tegenslagen, die je misschien hebt meegemaakt in je carrière, hoe ga je daar mee om?
Ja, ik bedoel een lange carrière van 22 jaar dat is uiteindelijk ook een aaneenschakeling van zo’n momenten. Momenten van blinde euforie en momenten van diepe ontgoocheling.
Het is altijd een beetje proberen om daar toch terug een beetje het nulpunt terug te vinden na een grote euforie, weten van: “Oké, voetjes op de grond”.
Ja.
En na een grote ontgoocheling, na de uitschakeling op het WK, was het wel vrij snel denken: “Oké, we hebben het wel goed gedaan. We hebben zelf gedaan wat we konden en af en toe word je beïnvloed door externe factoren, in dit geval de scheidsrechter.” Maar ja, daar konden we zelf niets aan veranderen. Dus, toch wel ondanks de ontgoocheling, toch wel een gevoel van enorme voldoening en eens je dat uit een ontgoocheling kan halen … ja, was dat voor mij toch wel een moment om verder te gaan.
Ja, oké, zijn er nog zo’n momenten? Want oké, de mooiste momenten … Ben jij ooit geblesseerd geweest bv. of zo?
Ja, ik heb in 2004, denk ik nu, ja in 2004 een transfer naar Manchester City gemaakt in Engeland. Ik ben daar aan de voorbereiding begonnen, maar na 1 maand scheurde ik al mijn achillespees af en was ik out voor de rest van het seizoen. Ik was toen 33, dat is toch wel een speciaal moment want je denkt: “Oké, stopt het hier nu en net nu je naar de Premier League gaat?” Want je weet dat zo’n revalidatie 7, 8, 9 maanden kost. Maar, zoals je weet, dat heb ik net verteld, heb ik nog 7 jaar gevoetbald daarna. Het is allemaal goed gekomen. Dus ja, het was mijn eerste blessure, eerste zware blessure, zal ik zeggen. Maar, het was geen eindpunt gelukkig.
En is dat dan toch ook iets, dat jou helpt om kunnen vooruit te kijken. Zit dit dan ook in jou om niet altijd terug te kijken, dat het op zo’n moment van zo’n blessure toch wel helpt om vooruit te kijken?
Ja, ik herinner mij nog de wedstrijd of dat ik tijdens de wedstrijd werd binnen gedragen op een draagberrie door de medische staf en de dokter kwam kijken. Ik zei meteen: “Ik voel dat het zeer ernstig is, zeg me maar hoe laat het is en dan kunnen we al vanaf dat moment vooruit kijken, hoe moeilijk dat ook is.” Hij zei inderdaad: “Your achilles is gone” en dan weet je dat er lange revalidatie aankomt. En dan is het een dag of 2, 3 wachten tot die operatie er is, maar ik moet zeggen van dag 1 na de operatie was het voor mij toch terug aftellen naar waar ik in terecht gekomen was, waar ik deel van wou uitmaken. Dus, dat zijn niet de leukste maanden. Dat klopt. Maar, ik kan geen sportcarrière, of zo’n lange sportcarrière bedenken, zonder zware blessures. Dat is nu eenmaal, ja, de bluts met de buil, hé.
Ja, inderdaad.
Als je daar nu naar kijkt, want ze zeggen wel eens: “Sporten is gezond.” Oké, ja maar, topsport is dat allesbehalve, zegt men wel eens. Hoe – als je nu daar op terugkijkt – hoe is jouw lichaam omgegaan met die topsport?
Best wel goed, moet ik zeggen. Als ik kijk naar de slijtage in mijn knieën, gewrichten, enkels, ellebogen, heupen, dan valt dat best wel mee. Nee, ik zit op dit moment – en ik ga hout vasthouden – nog niet met echt zware chronische letsels.
Nee.
Ik kan gezwind op de fiets springen, heel wat kilometers fietsen en mij uitleven – wat ik ook echt wel nodig heb - dus nee, ik ben daar al bij al redelijk goed doorgekomen. Wat niet wegneemt, dat ik al die jaren toch wel heel wat risico’s genomen heb en eigenlijk dingen gedaan heb, waarvan ik achteraf denk: “Het was toen eigenlijk beter geweest om even te rusten”. Maar ja, rusten en topsportcarrière, dat is toch zo moeilijk verenigbaar.
Ja, dat hoor ik nog wel. Inderdaad, dat zeg ik tegen mijn cliënten toch ook soms wel. De meesten hebben een job – dat zijn meestal geen topsporters – en daarnaast proberen ze – ze denken soms wel dat ze topsporters zijn, hé – ze proberen ook nog 5, 6 keer per week te gaan sporten, maar ze hebben kinderen, verantwoordelijkheden, zodat ik zeg: “Ho, je bent geen topsporter”. Ik haal dat wel vaak aan dat topsporters …
Er is wel een verschil met ons. Je bent wel topsporter en het is jouw carrière. En als je net iets te lang achterop hinkt, dan wordt je plaats ingenomen, hé.
Als ik nu ga sporten en ik heb het heel druk, dan denk ik van: “Oké, vandaag niet gefietst, dan morgen maar.” Nu kan dat natuurlijk wel veel beter.
Ja, awel, dat is ook een wijze raad voor de lezer. Het eens niet doen, is soms misschien beter dan het wel doen. Want dat kunnen de mensen soms niet begrijpen. Zo van ik moét gesport hebben, die rust, …
Ik heb wel onthouden van mijn topsportcarrière dat een dag rust ook een training is eigenlijk.
Dat is een goeie … Dat ga ik noteren: ‘Ook een training’. Oké, perfect.
Doe dingen die je graag doet.
Hoe ging jij eigenlijk om met ‘druk’. Want dat is er toch ook wel, bv. op een WK, een Premier League en je weet dat er toch honderden miljoenen mensen naar zitten te kijken.
Ja, druk is misschien wel de meest bepalende factor in het slagen van een topsportcarrière. Ik heb heel wat mensen gekend in mijn directe omgeving, die puur kwalitatief – technisch dan – over meer kwaliteiten beschikten dan velen, die ik zag slagen. Maar in topsport gaat het net over omgaan met druk, het plaatsen van emoties en het kunnen presteren onder dat vergrootklas natuurlijk, hé.
In mijn geval was dat toch vooral focussen op de job en ik had altijd het gevoel dat als je je concentreert op waar je mee bezig bent en je kan de randzaken afsluiten, dan gaat 90% van je taak de goede kant uit en die 10% dat zijn die scheidsrechters, dat zijn die tegenstanders, die soms gewoon beter zijn. Maar, dat is extern aan wat je zelf doet. Maar, ik geef toe dat het in de laatste – zeg maar 7-8 jaar van mijn carrière – toch net iets makkelijker ging dan als je 22 bent en je staat bij Anderlecht tussen de palen en er moét gewonnen worden, er moét de volgende ronde Europees voetbal gehaald worden, dan heb je soms het gevoel van: “Oké, als we nu niet winnen – want we moeten winnen – ja, dan gaat morgen de zon misschien niet op.” En zo zwaar valt dat dan bij je binnen, hé.
Tot je dan verliest en ’s anderdaags merkt dat de zon wel opgaat. En dan denkt je: “Oké, hebben we dit ook weer gehad.”
Dat is waar. Dat helpt dan toch ook wel wat relativeren op een of andere manier.
Dat helpt af en toe. Maar, je zit in zo’n omgeving – waar je zo gepusht wordt in een bepaalde richting – dat dat aan de ene kant ook wel helpt om te presteren, want je hebt je focus, je hebt je doel, maar af en toe moet je wel iets breder kunnen kijken, want anders loop je vast.
Zeker en vast, denk ik. Je zei net: “Oké, het kunnen plaatsen van die emoties, die randzaken uitschakelen, …” Had je daar een trucje voor of is dat van ‘dat zette ik in of dat deed ik of ik focuste mij, …’?
Nee, goeie gewoontes en goed zorgen voor het eten. Zeker in mijn geval met de drukte van de topsport, met alle commentaren en mensendrukte, … Momenten van rust opzoeken – eens gaan golfen, eens op je eentje de fiets springen – echt proberen van dat evenwicht te vinden, dat je echt weet: “Oké, we hebben dit weekend een drukke wedstrijd gehad en we verloren”, heel veel commentaar gehad en kritieken en noem maar op, en dan ga maandagmorgen eens naar de golfclub, ga je een balletje slaan, spring je de fiets op en ga je een paar uur langs de Schelde fietsen op je gemak en dan denk je daarna van: “Oké, dit hebben we weer verwerkt en we kunnen weer voort.”
Dat fietsen heb je al een paar keer aangehaald. Is dat iets puur recreatief op dit moment of zit dat ook in jou daar dat sporten?
Eén wijze les, Frédéric, een topsporter sport nooit zomaar recreatief. Dat is de aard van het beestje uiteindelijk. Dan begin je te fietsen en dan ga je een toertje van 55 km maken en dan zit je aan 100 km. Ik heb 2 weken geleden een tocht van 300 km gedaan in 1 dag. Dat blijft toch wel een klein beetje in je zitten, maar het moéten is weg. Het is vandaag een prachtige dag. Ik denk: “Ik ga straks een toertje fietsen”, maar als er iets anders tussenkomt, dan is er iets anders. Het moét niet meer en dat is wel het leuke eraan. Maar, je wil wel graag, ja.
En dat moéten, dat is ook wel iets dat heel veel mensen ervaren. Ik ben zelf ook wel zo iemand. Als het moét, dan liever soms niet, een beetje de rebel in mij. Ik denk dat het - soms makkelijker gezegd dan gedaan - dat het kwestie is van de druk er vanaf te krijgen op een of andere manier.
Ja, maar ik moet dan altijd terugdenken aan de legendarische woorden van Johan Boskamp, die trainer was van SK Beveren toen wij in 1990 los aan kop stonden in 2e klasse en wij moésten kampioen worden, want wij waren de beste ploeg. We waren de duurste ploeg in 2e klasse toen en iedereen was voortdurend over onze ploeg bezig alsof wij moesten kampioen worden. En Boskamp die voelde op een bepaald moment wel aan van: “Dat moéten werkt een beetje bezwarend”. Hij is op een bepaald moment in de kleedkamer gekomen en heeft op zijn typische Nederlandse, Rotterdamse manier gezegd: “Kijk jongens, wij moéten helemaal niets. Wij willen zo verschrikkelijk graag.” Het verschil tussen moeten en verschrikkelijk graag willen is uiteindelijk hetzelfde bereiken, maar met een heel ander gevoel. En tuurlijk, wilden wij allemaal verschrikkelijk graag kampioen worden. Dat is een veel leukere gedachte om op die manier een challenge aan te gaan dan het gevoel te hebben ‘wij moéten kampioen worden’. We zijn ook kampioen geworden.
En ben jij dan mee naar 1e klasse gegaan?
Ja. Ik ben dan mee met Beveren naar 1e klasse gegaan. Ik heb daar dan nog 3 jaar in het eerste elftal gespeeld in 1e klasse met Beveren en dan ben ik naar Anderlecht gegaan.
Is dat misschien ook iets – het is geen voetbalpodcast – als goede raad dat het hoofd van de jeugd te snel wordt zot gemaakt. Jij bleef toch nog 3 jaar bij Beveren en …
Ja, maar de tijden zijn op dat vlak helemaal anders. Het was vroeger zo dat als je doorbrak bij een middenmoter in België, dan speelde je daar een paar jaar in de eerste ploeg, je kon je bewijzen in de Belgische competitie en na een paar jaar goed presteren in een middenmoter in eerste klasse, dan ging je ofwel naar Brugge, ofwel naar Anderlecht, soms ook naar Standard. Maar, je ging naar een van die drie topploegen. Terwijl nu spelers van 16, van 15 jaar worden al helemaal gek gemaakt, worden naar het buitenland gehaald. Dus het is ook .. Ik denk dat het voor ons net iets makkelijker was om een bepaalde lijn uit te stippelen dan de aanbiedingen en de dingen die nu allemaal gebeuren.
Dat denk ik ook wel. Goed, daarjuist heb je het ook al even aangehaald: je hebt een hele lange mooie voetbalcarrière gehad. Nu een nieuwe carrière. De tweede carrière is nog relatief jong toch ten opzichte van 22 jaar voetbal. Kan je daar ook voldoening uit halen, je ding in kwijt?
Absoluut. Ik zie het ook niet als een tweede carrière. Ik zie dat ik mijn carrière gemaakt heb in het voetbal, als actieve speler en wat ik nu doe is daar het gevolg van. Maar, ik heb niet het gevoel dat ik … Ik heb de luxe – zowel mentaal als financieel - om te zeggen dat ik na mijn actieve voetbalcarrière wel echt dingen ben gaan doen, die ik graag doe en ben ik tijd gaan maken voor dingen, die ik graag doe. Want los van wat zo’n sportcarrière opbrengt, vraagt het heel veel opofferingen en ik heb nu zoiets van: “Ik heb tijd om heel leuke dingen te doen, en ik heb om – wat de familie betreft – tijd om daar te spenderen.” En ja, dat verhaal van Play Sports van Telenet is op me afgekomen, ik heb daar naar gekeken en ik heb gedacht: “Oké, we gaan dat doen en we gaan kijken waar dat uitkomt” en ik moet zeggen – tot op de dag van vandaag – is dat heel leuk om te doen, reportages maken, mensen opzoeken, met mensen gaan praten over hun topsportcarrière in het programma ‘Hoogvliegers’ bijvoorbeeld. Dus: “Ik doe de dingen die ik graag doe en ik heb aan de andere kant nog heel veel tijd om de dingen die ik zelf belangrijk vind en voor mensen om me heen, om daar ook tijd in te steken. Waar je tijdens je actieve carrière communiefeesten en trouwfeesten allemaal gemist hebt, denk je nu: “Het kan ook wel anders.”
Je familie … je geeft ook zelf aan dat dat belangrijk is. Die heb je tijdens je carrière ook misschien verplicht wat links moeten laten liggen. Hoe belangrijk is die familie voor jou?
Ja, dat is de steun en toeverlaat geweest. Op het moment dat het echt nodig is, is dat het rustpunt waar je kan op terugvallen. En ja, je kan ook bijna niet anders dan dat voor een groot stuk los laten op het moment dat je met topsport bezig bent. Want je gaat op afzondering, je hebt wedstrijden, je bent op trainingskamp en noem maar op. Dus, je doet dat ook omdat dat zo hoort. Maar, eens je carrière achter de rug is, had ik ook het gevoel, … ja, de belangrijkste reden dat ik geen coach geworden ben, heeft daar mee te maken. Omdat je als coach zo weer in een verhaal stapt van beginnen op maandagochtend aan de training en zondagavond na de wedstrijd is je week klaar. Dus, dat had ik na 22 jaar profvoetbal wel een beetje gehad. De indeling die er nu is – best wel met intensieve momenten en heel veel reizen ook tot voor kort - is afwisselend en met heel wat andere momenten die tijd laten om ja, om het allemaal een beetje los te laten.
En hoe is dat dan? Je geeft het zelf aan: je zal ook matchen verslaan op locatie, ter plaatse en daardoor veel reizen. Is dat dan toch iets dat je bespreekt met je vrouw, want zij heeft zich al moeten opofferen …
’t Is nooit meer in die mate, zoals het vroeger is geweest. Vroeger was je soms weken, weken weg. Nu zijn het drukke momenten, maar het wordt ook afgewisseld met heel wat rustige momenten. En uiteindelijk blijft ons sociaal leven een beetje hetzelfde. Vroeger hadden we geen weekends – in de zin van ‘we zijn vrij tijdens het weekend -, dat is nu nog altijd hetzelfde. Dus, wij gaan op dat elan door. Alleen als ik nu zondag uitzending heb en we hebben zaterdagavond iets gepland, dan kan het perfect. Dus niet heel het weekend staat in het teken van de uitzending, maar wij passen ons daar aan aan.
In je carrière is het omdat het zo hoort en dan doe je dat gewoon. Maar zo geen weekends, weeg je dat dan soms af ….
Neen, weekend voor mij dat is maandag, dinsdag, woensdag bij wijze van spreken. Ik heb niet het gevoel dat dat zaterdag, zondag moet zijn en dat is nooit zo geweest. En je hoort nu vaak mensen zeggen: “Ja, maar zaterdagavond dan is het weekend, dan ben ik vrij.” Dan denk ik: “Op een maandagavond zijn er ook fantastische restaurants open en ’t is vaak niet zo druk als je op dinsdag eens naar de winkelstraat zou willen gaan en daar zou willen rondlopen.” Dus, we zijn dat helemaal anders gewoon. Weekends dat is voor ons sport, dat is activiteit, dat is wedstrijden, dat is bezig zijn, dat is altijd zo geweest. En vrije dagen dat zijn de eerste dagen van de week: vaak maandag, dinsdag, woensdag.
Ja. Je geeft aan: “Wij zijn dat zo gewoon.” Gewoontes zijn wel iets, dat ik zeer intrigerend vind en ook zeker als je mensen begeleidt naar het aanpassen van hun levensstijl. Als ze met meer goesting en energie door het leven willen. Zijn er in jouw leven zo dingen geweest of zijn er op dit moment dingen waarvan je zegt: “Dat zijn bepaalde gewoontes, die ik misschien beter niet had.” Ben jij je daarvan bewust?
Ik ben me daar zeker bewust van. Je moet een bepaalde regelmaat vinden en als je het woord ‘gewoontes’ uitspreekt, dan moet ik ook heel vaak denken aan bijgeloof in topsport. De lijn ertussen wordt soms akelig dun. Je hebt van die momenten, dat je denkt: “Oké, ik moét dit voor een wedstrijd, of ik moét dit in aanloop naar een toernooi”, maar neen, je moet je gewoon goed voelen in je wat je doet, dat is inderdaad vaak op dezelfde momenten gaan slapen, dat is vaak dezelfde dingen eten, dezelfde dingen doen, dat zorgde ook voor mij voor de nodige rust. In de drukte, die op je afkomt, als je dan zelf de nodige rustpunten hebt - daar hebben gewoontes mee te maken -, dan was het voor mij gemakkelijker om het – zeg maar – te laten passeren en door te gaan waarmee je bezig bent.
Je koppelt gewoontes aan bijgeloof in de topsport. Je moet bepaalde dingen voor jezelf doen, effectief op tijd gaan slapen, op een bepaald uur eten, bepaalde dingen eten, om je goed te voelen bij wat je doet en dat dan een zekere rust geeft, als ik het zo mag stellen.
De lijn bij bijgeloof is dat als zo’n dingen echt bezwarend gaan werken. Dan is net de rust die je daarin zoekt, die dan net tegenovergesteld werkt. Want je hebt dan van die mensen, die zeggen: “Ik wil uit bijgeloof net hetzelfde eten” en dan ga je naar de winkel en dan is net die kippenfilet er niet en dan heb je van je gewoonte al een grote druk gemaakt, waardoor je net nog meer ongerust gaat worden. ’t Is niet evident om daar de goeie lijn in te vinden.
Maar, als verzorger bij Westerlo heb ik zelf ook wel grappige dingen zien passeren: zelfde voet, effectief rare dingen, die in een zakje of in een kettinkje moesten kunnen zitten. Zijn er zo bij jou dingen of …
Ik heb zo een hele tijd in de eerste jaren van mijn carrière altijd met dezelfde shirt onder mijn wedstrijdshirt gespeeld. Dat shirt zat makkelijk en ja, op een bepaald moment had je zo het gevoel: “Als je dat shirt aandoet, dan loopt het wel. Dat geeft vertrouwen.” Tot ik mij een wedstrijd herinner – ik weet alleen niet meer tegen wie – waar we 6-1 hadden verloren en het was echt - ook van mezelf – een dramatische wedstrijd geweest. Tot ik na de wedstrijd in de kleedkamer zat en mezelf zat aan te kijken en dacht: “Zie me hier zitten in dat shirt. Het idee dat dat helpt, laat dat ook maar varen.” Ik heb het in de vuilbak gegooid en ik heb het nooit meer aangehad en ik heb toen echt wel beseft dat er een groot verschil is tussen bijgeloof en een goeie gewoonte.
Oké. Zalig. Een leuke anekdote en een leuk verhaal. Misschien kort nog even. Heb jij nog doelen in je leven, heb jij nog dromen?
Je moet altijd een beetje blijven dromen. Ik moet zeggen, ik fiets nu heel veel en het is leuk om te denken: “Ik ga dit nog doen en ik ga dat nog eens doen”. Ik heb dit jaar 1.000 km voor ‘Kom op tegen kanker’ gefietst. In een week tijd meer dan 1.000 km gefietst. Ja, dat zijn leuke challenges voor mij, waardoor je fit en gezond blijft, zowel fysiek als mentaal. Wij hebben hier ondertussen twee stevige tieners rondlopen, tieners ondertussen al twintigers. De dochter is 22, de zoon is 20. Die staan aan de start van hun leven, dan droom je wel dat ze ergens een parcours mogen afleggen, waar ze evenveel plezier in vinden als je zelf gehad hebt.
Je moet niet sporten om fit te blijven.
Merk je dan dat dat sportieve ook in je kinderen zit of …
Bij eentje wel, bij de andere niet. Je merkt dan wel dat ze andere kwaliteiten en troeven hebben. Ik heb altijd graag gehad dat mijn kinderen zouden sporten maar als het er niet in zit en ze vinden voldoening in heel wat andere dingen, waarvan je merkt dat ze openbloeien, dan heb ik dat ook altijd gestimuleerd. Dus ja, sporten vind ik zelf enorm leuk en ik zal het ook aan anderen aanbieden en hen motiveren, maar je mag er geen verplichting van maken.
Nee, nee. Dat is inderdaad, denk ik, een waardevolle les. Het kan gewoon zijn dat sommige mensen sporten nu eenmaal niet zo leuk vinden.
Nee, dat kan. En men gaat zich beter voelen door andere dingen te doen en toch fit en gezond te blijven.
En kan je daar voorbeelden van geven? Bijvoorbeeld een van je twee kinderen, maar je zult ongetwijfeld misschien nog andere mensen in je omgeving kennen, waarvan je zegt: “’t Zijn eigenlijk niet zo’n sportieve mensen, maar eigenlijk zijn die best wel gezond en …”.
Die zijn creatief bezig. Die zijn met andere, creatieve dingen bezig. Die zetten hun mind meer open en zijn dan andere dingen aan het ontwikkelen, aan het produceren, noem maar op. En dat is ook boeiend om zien en om plannen te maken en plannen te realiseren. Dat is even waardevol, ja.
Ja. Het fietsen, daar kan je zeker wel je uitdaging in vinden en als je spreekt over een plan realiseren. Zijn er effectief nog concrete doelen, waar je effectief een plan voor wilt maken of is het eerder van: “Ik bekijk het wel en ik laat het een beetje op mij afkomen”?
Ja, ik laat het sowieso een beetje op me afkomen, toch wel. Je zit in de luxepositie, waarbij je het toch allemaal iets kieskeuriger kan aanpakken en niet bepaalde dingen moét gaan doen. Dat heeft natuurlijk te maken met de actieve voetbalcarrière, die gepasseerd is en die je toch wel enige keuzestress ontneemt en waardoor je nu iets makkelijker bepaalde dingen kan plaatsen. Maar nee, de dingen lopen zoals ze lopen. Ik bedoel het Play Sportsverhaal met Telenet, dat is iets wat me enorm boeit en wat me bezighoudt. Het sportieve verhaal waar ik mezelf nog steeds fris en fit in voel en dat ik nog lang hoop te doen. Ik word volgend jaar 50, maar ik heb toch het gevoel dat het fietsen me nog lang gaat bezighouden en ja, een gezonde geest in een gezond lichaam als basis, dat blijft toch mijn streefdoel, ja.
Oké, doet jou het iets dat je 50 jaar wordt volgend jaar. Is dat iets dat je bezighoudt?
Nee, nee. Dat is de evolutie, hé. Vroeger vonden we dat oude mensen. We denken er bang aan terug, aan wat we er vroeger zelf van dachten. ’t Enige dat ik me wel realiseer is dat ik het keerpunt waarschijnlijk al gepasseerd ben. Dus, die kans is heel groot. Als ik dan zie hoe snel die eerste 48 gepasseerd zijn, dan ja, lopen we hier echt maar een split second rond op deze aardkloot . Maar, als het op deze leuke manier is, want dat toont toch ook aan dat het ook allemaal leuk verloopt. Dan kan ik er wel mee leven, ja, absoluut.
En helpt dat je soms om te beseffen dat wij hier maar zoals jij zegt ‘een split second’ zijn op deze aarde en dat we ook maar een klein, klein minuscuul deeltje van het grote geheel zijn. Of gaat dat te ver voor Geert De Vlieger?
Neen, dat gaat niet te ver, want ik probeer daar soms wel eens over na te denken. Maar ja, je kan daar niet realistisch over nadenken, als je ziet dat … ik bedoel wat we in de geschiedenislessen allemaal geleerd hebben en wat er allemaal gebeurd is en dan zal ik hier zelf rond gelopen hebben tussen 1971 en 2000 en een beetje. Dat je dan denkt van: “Dat was het dan.”
Het helpt ook wel te beseffen als ik op de fiets spring vanmiddag en het is stralend weer, ja, dan geniet ik ook van wat ik zie en dan denk ik ook: “Oké, dit pakken ze me niet meer af. Dat heb ik gezien en gehad.” Ja, dat is het ook. En zolang je dat ook kan van die kleine momenten genieten, dan …. Een helikopter heb ik niet nodig.
Dus, als ik het een beetje goed begrijp en kan samenvatten, dan zeg jij ook: “Probeer gelukkig te zijn met datgene dat je hebt en probeer ook te genieten van kleine dingen.”
Dat klinkt natuurlijk ook wel een beetje klef natuurlijk, hé. Genieten van de kleine dingen, maar ja, ik bedoel, ik ben niet meer van de jongsten, je hebt al heel wat verhalen zien passeren in je naaste omgeving, en dan gaat het over mensen die ziek worden, die tegenslagen gekend hebben. Dan besef je ook: “Het is allemaal broos en kwetsbaar.” Niet dat je daar constant moet aan denken, maar het geeft af en toe wel de realiteit weer. Je kan – zoals in mijn geval – positief zijn, maar ik zie soms de realiteit rond mij en van mensen zoals ik, die dachten: “Dit gaat mij niet overkomen”, daar is niemand vrij van. Dus, neen, ik kijk echt uit naar mijn fietstochtje straks.
Nee, geweldig!
Misschien nog even kort. Je ziet mensen in jouw omgeving het leven laten, laat ons zeggen. We zijn er daarstraks mee begonnen: “Stel dat jij op je sterfbed ligt…”. Hoe ga je daar mee om? Ik weet niet of je ouders bijvoorbeeld er nog zijn.
Ja, die leven nog. En ik kan me ook niet inbeelden dat je – wat mezelf betreft – je zou indenken bij manier van spreken: “Het einde nadert.” Je ziet zo soms oma’s en opa’s van vroeger en dat je dan denkt: “Die beseffen toch dat ze geen 10 jaar meer te leven hebben” . Als je 85 bent, dan weet je dat het moeilijk wordt. Ik kan het me ook niet voorstellen, maar ik heb voor mezelf nu wel zoiets van: “Kijk, mocht het morgen stoppen, dan kan ik alleen maar dankbaar zijn voor hetgeen ik heb meegemaakt tot hier toe.” Dan zou ik het zeker te vroeg vinden, maar als het dan een troost zou zijn voor de mensen die achterblijven, dan mogen ze echt gerust zijn dat ik het absoluut de moeite vond – ook al was het dan maar kort.
Heerlijk, heerlijk. Dankbaarheid is een heel waardevol gegeven, denk ik, om je goed te voelen. Is dat echt effectief iets dat je soms voelt of is het eerder omdat we het er nu over hebben? Of is het echt wel dat je soms zo inderdaad tijdens de fietstochtjes gewoon rond kijkt en dat je gewoon dankbaar bent. Ik kan dat soms hebben.
Dat is inderdaad ook makkelijk. Allé, je moet ook beseffen: “Dit is het, hé.” Ik bedoel dat ik ook niet het gevoel heb dat ik in een of andere vorm terugkeer. Ik heb ook wel het gevoel: “Dit is het”, je moet er iets van maken en op het moment dat je je hoofd neerlegt, ga je het allemaal niet meer weten. En dat is ook zo’n rare gedachte. Het is hier en nu en ja, dat is goed wat mij betreft.
Oké. Misschien om af te ronden nog één laatste vraagje. Als fitheid betekent dat je je gezond en energiek voelt, hoe op een schaal van 0 tot 100, hoe fit en gezond en energiek voelt Geert De Vlieger zich op dit moment?
Rekening houdend met mijn leeftijd?
Ja, tuurlijk, op dit moment.
Dan zit ik ruim in de 90, op dit moment.
Perfect.
Ik bedoel, ik voel de beperkingen van naar de 50 te gaan, de soepelheid en de lenigheid en recuperatie die ik had als 25-jarige jonge doelman, die is er niet meer. Maar, als ik weet wat ik nog wil doen en wat ik nog kan doen, en waar ik mij goed bij voel, dan hebben de trainingen van de voorbije maanden me alleszins in zo’n state of mind gebracht dat ik zoiets heb van: “Oké, ik voel me goed, ja.”
All right. Dus niet alleen het sporten maar ook gewoon ‘the state of mind’. Want dat is toch ook duidelijk – je gaf het ook aan: een gezonde geest in een gezond lichaam.
Ja, ik weet het wel. Het zijn best wel turbulente tijden geweest de voorbije weken en maanden, waardoor the state of mind duidelijk wel zou kunnen aangepast worden. Maar, ik denk dat het in mijn geval toch nog meer terug een zaak is van “Kijk, dit is het. Dit moet je er van maken”. Dat we er goed doorgekomen zijn de voorbije weken.
Klopt. Het doet me deugd om dat te horen ook. In ieder geval .
Zal ik misschien nog rap een fotootje maken, zodat ik bewijs heb dat ik u heb mogen interviewen. Ha, met een grote glimlach. Ik denk trouwens dat ik u ooit zag – ik ben niet zeker – ik denk dat jullie met Anderlecht op Heist-Sportief in de tijd nog – nu is dat K.SK Heist – of was het met Philip De Wilde in de goal. Ik als klein manneke, ik durf het niet zeggen, maar als ik nu een foto maak van uw glimlach, dan lijkt het me dat ik u daar toen gezien heb.
Vooral: hartelijk bedankt voor jouw tijd, voor de goeie, leuke tips, die je toch hebt gegeven om je goed te voelen. Dus, oprechte dikke merci in ieder geval.
Maak er nog een fijne dag van.
Geniet van je fietstochtje.
Dankjewel!
Ook interessant...
Reactie toevoegen